13 - Leo Vroman
Wandelend door Lemiers (L) zagen we een man in schilderskleren in de goot zijn kwasten uitspoelen. Nieuwsgierig volgden we hem toen hij weer naar binnen liep. Dat ‘binnen’ bleek het oudste Romaanse zaalkerkje van Nederland te zijn. We raakten aan de praat. De schilder was Hans Truijen die in opdracht bezig was het kerkje te beschilderen. Vanwege zijn stijl, post-cobra, spraken de dorpelingen over de ‘pornokerk’. Maar wij waren onder de indruk van Truijens werk en smeedden onmiddellijk plannen om op deze plek een doopfeest voor onze jongste zoon te organiseren. Na heel veel inspanningen is dat uiteindelijk ook gelukt. Het is een onvergetelijk feest geworden.
De ontmoeting met Hans Truijen leidde tot een nadere kennismaking en was het begin van een jarenlang contact. Vanzelfsprekend betekende het ook dat we plannen maakten voor een boek. Het leek mij een goed idee om bij het werk van deze kunstenaar die het leven veel somberder zag dan zijn vrolijk makende schilderingen deden vermoeden een tekst te plaatsen die juist vraagtekens zou plaatsen bij die vrolijkheid. Zo kwam Leo Vroman (met wie we al samengewerkt hadden voor de uitgave “Oorlog”) weer in beeld. Dat leverde de prachtige dichtreeks “Verschapen?” op (1.1.20).
Met Hans Truijen, die voor deze uitgave door steendrukker Rento Brattinga speciaal moest worden ingeleid in de geheimen van de lithografie, is het helaas bij deze ene uitgave gebleven. Dat gold niet voor Leo Vroman: met hem zouden er nog vele volgen. We hielden wel regelmatig contact met elkaar, maar het zou 12 jaar duren voordat er weer een uitgave met hem verscheen: Aanvullingen (1.1.52).
Op de grens van de 20e en de 21e eeuw volgde “Achtduizend seizoenen” (1.1.56). Een bijzonder project, omdat het een van de eerste uitgaven was waarin ik het analoge en digitale proces liet samengaan in een boek. Vroman maakte tekeningen in een techniek waarbij gebruik gemaakt werd van de balpen en de computer. De tekeningen zijn met de laserprinter in het boek afgedrukt. Al het overige drukwerk is in hoogdruk uitgevoerd. Ik hield en houd nog steeds van de mengvorm van deze oude en nieuwe technieken en heb die daarna nog vaker toegepast.
In 2001 werd een start gemaakt met de reeks ‘Dialogen’, waarin telkens twee dichters een gedichtenwisseling met elkaar zouden gaan voeren. Leo Vroman en zijn vrouw waren de eersten. Hoe kon het, dacht ik, dat twee mensen die in de vele jaren van hun samenzijn alles hadden gedeeld, behalve een boek. IK vroeg ze elkaar gedichten te schrijven over het leven van alledag. Het leverde de uitgave “Aan elkaar” (1.1.59) op, later nog aangevuld met “Een stilte die niet bestaat” (1.1.60).
Over de reeks ‘Dialogen’ kom ik in de volgende aflevering (14 - Ton Frenken) nog uitgebreid terug.
Bij een bezoek aan Nederland zochten we Leo en Tineke Vroman op om ze hun exemplaar van “Aan elkaar” te geven. We maakten geluidsopnamen voor een CD en video-opnamen voor het archief. Op een pagina met een zetfout schreef Leo bij die gelegenheid een paar voor hem zo kenmerkende regels (zie afbeeldingen).
Het contact met Leo en Tineke (‘mijn Tineke’ zoals hij haar in onze correspondentie om verwarring te voorkomen vaak noemde) was een fijn contact. Over hoe dat begon schreef ik al iets in aflevering 6. De luchtpostbrieven uit de eerste jaren maakten al snel plaats voor een regelmatig mailcontact. Hij was bij mijn weten ook een van de eersten die experimenteerden met het langs digitale weg maken van tekeningen. Dat experimenteren en mengen van oude en nieuwe technieken, van hoogdruk en laserprint daagde mij zeer uit. De uitgave “Achtduizend seizoenen” (1.1.56) is daar een mooi voorbeeld van.
In ons jubileumjaar 2004 (25 jaar Atalanta Pers) schreef Vroman nog een versje met de titel Atalanta en ik, een tekst die we gebruikten in een bedankkaart aan de vrienden van de pers (zie afbeelding).
Voor “Ik en verder niemand” (1.1.70) was het verzoek aan Vroman om een zelfportret te schrijven; voor “De tien verzoeken” (1.1.77) om een reeks te wijden aan de Tien Geboden. Het zou de laatste uitgave zijn die ik met Leo Vroman zou maken. Hij overleed in 2014.
De woorden die Leo en Tineke als motto meegaven aan hun reeks “Aan elkaar” zijn voor ons niet alleen een herinnering aan twee ons zeer dierbare mensen, maar vormen sindsdien ook een motto voor onszelf:
Wij tellen de jaren, maar niet
die gaan komen.
Tot aan het eind een groot avontuur.
Vorige | Volgende |