Over mijn tekeningen- Huub Niessen
Voor de Vlaamse dichter Paul van Ostaijen was het begin van een gedicht vaak een “praemisse-zin”. Hij bedoelde daarmee dat zo’n stukje tekst dan ergens in zijn onderbewuste begon te gisten en borrelen en dat hij dan niet zo heel veel meer hoefde te doen dan te wachten op de “repercussie van deze zin in het sensibel onderbewustzijn”. En het gedicht kwam eraan.
Bij mij verloopt dat op eenzelfde manier. Als er een maagdelijk A-viertje voor me ligt en er vloeit uit mijn 0.1 mm-pen een kopje of lijfje, dan is het halve werk al gedaan. Van het een komt het ander en vaak gaat het dan al snel over dingen waar we allemaal mee bezig zijn: de hoop, de hartstocht, de angst of gewoon over iets heel moois.
Zijdelings dringt er ook wel eens wat actualiteit binnen, maar die wordt meestal snel omgevormd tot een wat algemener, universeel beeld. Soms is het moeilijk in de veelheid van de figuren in mijn tekeningen een ‘lijn’ te vinden, maar die is er toch wel: het is een krans van associaties waarvoor je wel even de sleutel moet vinden. Ik vind het fijn als men de moeite neemt heel goed te kijken.
Ik ben lang bezig met mijn tekeningen. Omdat ik nooit meer dan één, twee uur aan een stuk aan een tekening kan werken, en dat doorgaans ook maar één keer per dag, ben ik altijd wel een week of drie met een tekening in de weer.
Het liefst werk ik in op A4 in landscape-formaat: zo’n breedte-vel heeft een mooie horizon waar veel kan gebeuren. Ik teken altijd met Oost-Indische inkt en om te beginnen met pennetjes van 0,1 mm; later volgen de noodzakelijke, dikkere lijnen en de uiterst dunnen puntjes en arceringen. Het papier is altijd 220 grams. Voor het aanbrengen van kleur gebruik ik aquarel-kleurpotloden en soms een beetje Ecoline of goudverf.
Het papier is na meer dan vijftig jaar tekenen toch een beetje mijn tuintje geworden, mijn vrijplaats, waar ik mijn gang kan gaan, waar ik dingen kan zeggen die ik anders of elders niet kan zeggen.